Jeugdvriend
In mijn tienerjaren had ik een jeugdvriend met wie ik veel optrok. Hij was een jaar ouder. Een snelle gast, lange haren, een bromfiets. Hij wist alles van meisjes en vrouwen. Hij wist ook veel meer over seks.
Ik was een groen, verlegen jongetje. Maar we konden goed overeenkomen. Ik heb hem ook vaak geholpen met zijn studies.
Later begon ik een relatie met zijn zus. Hij was een hele goede vriend. We werden ouder. Ik trouwde. Hij werd peter van mijn tweede dochter, en ik werd peter van zijn dochter. Zo groeiden we samen het volwassen leven in.
Onze wegen gingen daarna wat uit elkaar, ook door afstand. Uiteindelijk zagen we elkaar vooral nog met verjaardagen of met oudjaar. En elke keer werd er flink wat bijgebabbeld.
Verschillende levens
Doorheen de jaren ben ik een paar keer van partner veranderd. Hij had een stabiele relatie. Ik was bezig als zelfstandige, hij was arbeider. Maar het viel me op dat de drempel om hem te bezoeken hoger werd. Ook logisch, er was minder overeenkomst omdat o.a. de kinderen groter werden maar ook omdat hij in onze gesprekken altijd over zichzelf bezig was. Wat hij had meegemaakt, hoe hij de dingen zag. Goed bedoeld, maar meestal was het luisteren van mijn kant. Als ik iets wou zeggen, werd het gesprek snel weer overgenomen. Hij praatte gewoon verder.
Na een tijd begon dat te wegen. Het werd minder leuk om hem te bezoeken.
Verwatering
Zo werden we meer Facebookvrienden dan echte vrienden. En zelfs dat doofde uit. Nu zien we elkaar bijna nooit. Af en toe een telefoontje, een keer per jaar.
Een paar jaar geleden ben ik hem nog eens gaan bezoeken. Alles was in orde. Hij is ondertussen grootvader. Hij kan goed relativeren en heeft zijn eigen kijk op het leven. Nog altijd een toffe vent. Maar toch: het contact is doodgebloed.
Voor mijn huwelijksfeest, een dik jaar geleden, had ik hem uitgenodigd. Hij was erbij. Het was leuk hem terug te zien. Hij stond aan een tafel met andere kennissen en amuseerde iedereen. Hij babbelt vlot, mensen vinden hem sympathiek.
Mijn bedenking
Misschien is het tijd om hem nog eens op te zoeken.
Maar ik wil vooral zeggen dat het voor mij vervelend werd omdat hij altijd over zichzelf sprak en bijna niet luisterde.
Misschien bekijk ik het te hard vanuit mijn eigen oordeel. Misschien had ik het luchtig moeten aankaarten. Dat heb ik nooit gedaan.
